Wie nadert daar? Wie nadert daar toch?
De regen, de wind, die het riet doet zuchten,
het paard voortdrijven, de vogels doen vluchten?...
O zeg me, wie nadert daar toch?...
Vergeef me, maar zoveel hield ik van haar
Vergeef me, maar teveel hield ik van haar
Zie toch, hoe lieflijk is haar gezicht,
hoe helder haar ogen, als klaterende beken,
waarin mijn ziel baadde, die dagen, die weken,
die de last van mijn eenzaamheid hebben verlicht...
Vergeef me, maar zoveel hield ik van haar
Vergeef me, maar teveel hield ik van haar
Meisje mijn gezicht straalt als dat van jou,
en het licht op als ik van jou kan dromen.
Vergeef het me, want de winter zal komen,
en de dagen vervliegen in droefheid en kou.
Vergeef me, maar zoveel hield ik van haar
Vergeef me, maar teveel hield ik van haar
Zoals eens die dag, zoals was beschikt,
toen wierp ik mijn net in de zee van de tijd,
om te vangen hetgeen ik aan jou had gewijd,
maar ook mijn hart werd erin verstrikt.
Vergeef me, maar zoveel hield ik van haar
Vergeef me, maar teveel hield ik van haar
De woorden wilde ik liever ontvluchten,
de woorden die jij sprak, ik verdween in dit lied...
en de regen, de wind, die het riet doet zuchten...
Vergeef me, maar zoveel hield ik van haar
Vergeef me, maar teveel hield ik van haar
Leeftijd: |
8, 9, 10 |
12,13,16,18 |
19, 20 |
21 |
22 |
23 |
24 |
25 |
26 |
27 |
29 |
30,31 |
32 |
33 |
34, 35 |
36,37 |
38, 39 |
41 |
42, 43 |
44 |
Pasfoto's |